a1aa30a5283343c3e8f6d815f817d596.ppt
- Количество слайдов: 24
Het nieuwe eindexamen geschiedenis vanaf 2015 Havo - Vwo Stephan Klein Utrecht, 7 maart 2013
CSE (vanaf 2015) Kenmerkende Aspecten (KA’s) = oriëntatiekennis Historische Contexten (HC’s) = specificatie van oriëntatiekennis
Historische Context Een verdieping van een cluster kenmerkende aspecten met een titel en een afbakening in jaartallen, bijvoorbeeld: Duitsland 1871 -1945 Bestaande uit: * * deelcontexten met telkens een centrale vraag de erbij betrokken kenmerkende aspecten uitlegtekst met begrippen, namen en jaartallen concrete historische voorbeelden
CSE Havo (vanaf 2015) Oriëntatiekennis HC 1: Republiek HC 2: Duitsland HC 3: Koude Oorlog HC 2 1515 -1648 1871 -1945 -1991 HC 3
CSE Vwo (vanaf 2015) Oriëntatiekennis HC 1: Republiek HC 4: Verlichtingsideeën en democratische revoluties HC 2: Duitsland HC 3: Koude Oorlog HC 4 1515 -1648 1650 -1848 1871 -1945 -1991 HC 2 HC 3
Enkele opmerkingen • Syllabus geldt voor 2015 (klein onderhoud mogelijk) • In het CSE kan iets aan de orde komen ‘dat niet met zoveel woorden in deze syllabus staat, maar naar het algemeen gevoelen in het verlengde daarvan ligt’. (p. 5) • In SE (PTA): Domein A + C, D en E; B mag ook Domein C: - Havo: 2 thema’s - Vwo: 4 (E&M) of 5 (C&M) thema’s (p. 10)
Stelling 1 ‘Leerlingen moeten de kenmerkende aspecten kunnen noemen en in de 10 tijdvakken plaatsen. ’ Wettelijk: ja Examenpraktijk: nee
Stelling 1: examenpraktijk Namen van de 10 tijdvakken gaan geen rol spelen in het centraal eindexamen. Syllabus p. 8, de indeling wordt: * * * Prehistorie en Oudheid De Middeleeuwen Vroegmoderne tijd Modern Tijd Door de tijd heen
Stelling 2 ‘Na 1600 hoeven leerlingen alléén de Historische Contexten te leren. ’ Nee: 2 redenen
Stelling 2: nee, reden 1 Havo Niet gespecificeerd na 1600 (12 k. a. ) Vwo Niet gespecificeerd na 1600 ( 7 k. a. ). * 26: wetenschappelijke revolutie * 27: rationeel optimisme en verlicht denken * 28: verlicht absolutisme * 29: slavenhandel en abolitionisme * 30: democratische revoluties * 32: discussies sociale kwestie * 34: emancipatiebewegingen * 35: voortschrijdende democratisering * 42: Duitse bezetting van Nederland * 44: verzet tegen West-Europees imperialisme * 46: dekolonisatie * 49: ontwikkeling multiculturele samenlevingen * 29: slavenhandel en abolitionisme * 32: discussies sociale kwestie * 34: emancipatiebewegingen * 35: voortschrijdende democratisering * 42: Duitse bezetting van Nederland * 44: verzet tegen West-Europees imperialisme * 49: ontwikkeling multiculturele samenlevingen
Stelling 2: nee, reden 2 1600 Oriëntatiekennis HC 1 HC 4 HC 2 HC 3
Stelling 2: 35 – 65 % ‘regel’ Een vraag over de vlootwet in Duitsland. 65% Een vraag over het uitroepen van het keizerrijk Duitsland in 1871, vervolgd door een vraag over nationalisme in Italië. 65% / 65% Een vraag over de eenwording van Duitsland vergeleken met de situatie in de middeleeuwen. 65% / 35 % Een vraag over Europese machtsverhoudingen waarbij de situatie in 1815 wordt vergeleken met die in 1914. 35% / 65% (h) 65% / 65% (v) Een vraag over de slechte woonomstandigheden van arbeiders in Manchester. 35%
Stelling 2: conclusie Toetsing gaat naar een WENDBAAR GEBRUIK van kennis: - vergelijkingen in de tijd (synchroon) - vergelijkingen door de tijd (diachroon) - historisch denken (domein A)
Historisch denken Interpretatie Tijd - tijd en chronologie - causaliteit - continuïteit en verandering - standplaatsgebondenheid - bron en vraagstelling: * betrouwbaarheid bruikbaar* representativiteit heid Betekenis nu - Betekenis geven en oordelen over het verleden
Stelling 3 ‘Je moet eerst de oriëntatiekennis behandelen en daarna de Historische Contexten. ’ Dilemma
Stelling 3: dilemma Ja, het is handig als de bredere oriëntatiekennis in zijn geheel voorafgaat aan de verdiepende Historische Contexten. Nadeel kan zijn: er zit tijd tussen moment van behandeling oriëntatiekennis en van Historische Context. Nee, je hoeft niet eerst alle oriëntatiekennis te doen voordat je met een Historische Context begint. Nadeel kan zijn: nog weinig zicht op later optredende gevolgen en betekenis nu. Herhaling en stapeltoetsen zijn aan te bevelen.
Stelling 4 ‘Je moet de gegeven voorbeelden in de Historische Contexten uitgebreid behandelen. ’ Nee
Stelling 4: nee Aantal gegeven voorbeelden in HC’s: Voor Havo: 29 Voor Vwo: 43
Stelling 4: nee Wat is ‘een voorbeeld geven’? Vraag deelcontext: ‘Wat betekende de vorming van het Duitse keizerrijk voor het machtsevenwicht tussen de Europese grootmachten, 1871 -1918 ? Slag bij de Marne (1914) Passage uitlegtekst: De rivaliteit tussen de grote mogendheden kwam in 1914 tot uitbarsting in de Eerste Wereldoorlog. Deze totale oorlog had ingrijpende gevolgen voor zowel soldaten als het thuisfront. Kenmerkend aspect 43: Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.
Brief ministerie OCW (23 mei 2011) ‘Door de grotere duidelijkheid over de voorbeelden bij een aantal kenmerkende aspecten zullen docenten er minder toe over gaan om maar alles te behandelen, uit angst iets over te slaan. ’
Concept Memo examenkatern 1. Aansluiting oriëntatiekennis en Historische Context is heel belangrijk: * heldere verbinding tussen breed (KA’s) en thematisch met centrale vragen’ (HC’s) * duidelijke verwijzingen naar de kenmerkende aspecten vanuit de basistekst.
Concept Memo examenkatern 2. Personages, historische voorbeelden en jaartallen ook in aparte kaders (niet alleen in tekst).
Concept Memo examenkatern 3. Vragen in HC op 3 niveaus: * binnen een Historische Context * in relatie met bredere oriëntatiekennis achter de kenmerkende aspecten uit de Historische Context * in relatie met niet-gespecificeerde kenmerkende aspecten
EINDE en succes … !